Het Corithische kapiteel is het rijkste 
        
kapiteel 
        uit de 
klassiek-Griekse architectuur. 
        Het 
Dorische kapiteel 
        was heel plat en eenvoudig, het 
        
Ionische 
        verschilde hiervan vooral door de opvallende 
        
voluten, 
        als de uitstekende delen van een opgerold kussen, dat als het ware over de 
        
echinus 
        van het Dorische kapiteel heen gedrapeerd lag. Die echinus werd zelf verrijkt 
        uitgevoerd in de vorm van een 
        
eierlijst. 
        Een probleem was hierbij wel dat de voluten in één vlak liggen, dat gaf problemen op de 
        hoek van een gebouw. Alleen met het ongebruikelijke 
        
Ionische kapiteel met overhoekse voluten 
        kon dit harmonisch opgelost worden.
        Het Corinthische kapiteel is een 
        
bladwerkkapiteel: 
        kransen van bladeren bepalen het beeld, meestal gaat het hier om 
        
acanthusbladeren.
        
De opbouw is in principe als volgt. Op de vier hoeken staan bundels bladeren, waarvan de buitenste 
        ver naar voren omkrullen en daardoor min of meer 
        
overhoekse voluten 
        vormen. 
        Van iedere hoekbundel krult het binnenste blad naar het midden van het kapiteel, waar het dat 
        van de volgende hoek ontmoet. 
        Bij die ontmoeting kan een extra blad toegevoegd worden om de centrale as te benadrukken. 
        Deze opbouw wordt deels verhuld door een krans van kortere bladeren, die vanaf de hals 
        omhoog steken en naar voren omkrullen. Een enkele keer zijn er nog meer kransen.
        
De 
abacus 
        op deze florale rijkdom is meestal hol gebogen en de as verlevendigd door 
        een uitstekend sierelement, vaak een bloem.
        Het Corinthische is het meest geliefde kapiteel bij 
        
Romeinen, 
        terwijl ook de 
renaissance 
        en de 
neorenaissance 
        er veelvuldig gebruik van maken. Een variant is het 
        
composietkapiteel".
        
        
        
          Tekst: Jean Penders (03-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders